De Sneeuwschoen Expeditie

Finland

‘Wat moet ik aan vandaag Ted?’ We kijken samen naar de berg kleren die Chris heeft meegenomen en één voor één geef ik hem het laagje dat hij aan moet doen. Vreselijk raar! Twee paar sokken, waarvan er één over de eerste broek gaat en de tweede over de dikkere broek. Dan nog een broek tegen de gure wind. Ik zie dat Chris er een beetje zenuwachtig van wordt. Met zijn lange vingers tikt hij een paar keer op zijn sokken en duwt dan nog een keer tegen zijn broek. Als alle lagen over zijn dunne, fitte lijf zijn gegleden, ziet hij er vreselijk stoer uit. Hij bekijkt zichzelf bewonderend in de spiegel en mompelt bevestigend tegen zichzelf: ‘Zo, dit zijn mijn Finland-kleren’.

De opluchting dat hij er is, zit nog in mijn lijf en met alleen maar dankbaarheid voor alle mensen die hem hielpen op de vliegvelden, kijk ik hoe hij, wat aarzelend, zijn rugzak inpakt. Dit is allemaal zo nieuw! Zo anders dan Bronlaak, Nederland of een vakantie die hij al deed. Ik geef hem nog een paar wanten voor in zijn tas. ‘Maar ik heb al een paar Ted!’ zegt hij meteen. ‘Ja Chris maar als die per ongeluk weg waaien hoog op de berg dan moet je een reserve paar bij je hebben. Anders bevriezen je koude vingers!’ Hij moet ervan giechelen. Als een echte man stopt hij de kleine bijl en de aanmaakhoutjes voor de lunch in zijn tas, gevolgd door een groeps-thermoskan met soep en theewater. Hij verwent de andere gasten door zoveel voor hen te dragen!

‘Zo, dit zijn mijn Finland kleren!’

Buiten in de prachtige witte wereld, krijgt hij mooie sneeuwschoenen waar hij met hulp van een andere gast voorzichtig met zijn nieuwe snowboots instapt. Hij wankelt, vliegt met zijn lijf naar voren en achter en vindt dan net op tijd zijn evenwicht om niet bij de start al onderuit te gaan. ‘Oh Ted, ik was bijna gevallen, maar gelukkig toch net niet!’

Het is een gure dag vandaag. Harde wind, nauwelijks zicht… Maar ik zie dat mijn groep sterk en vol enthousiasme is om iets nieuws te ervaren. Een vlak wandelingetje door het bos is niet waarvoor ze gekomen zijn. Na een uitgebreide ‘hoe blijf ik warm’ briefing beginnen we aan de klim van onze eerste top. Vol energie stuift Chris ervan door op zijn stoere, veel te grote sneeuwschoenen en ik zie hem langzaam in de wolk voor me verdwijnen. De Engelse briefing heeft hij niet gesnapt natuurlijk! Dom dat ik dat vergeet…

Als hij weer keurig bij de groep loopt, leg ik hem uit dat hij niet mag zweten, omdat je het dan veel te koud krijgt. ‘Ja, Ted, ik loop rustig,’ knikt hij serieus. Dat hij zijn vingers moet bewegen in de dikke wanten en niet te hard in zijn stokken moet knijpen zodat er bloed door zijn vingers blijft stromen. Dat hij alles heel goed vast moet houden omdat het anders weg waait. Dat hij zijn wangen moet bedekken tegen de gure, scherpe wind en dat de haren in zijn neus straks zullen gaan bevriezen. ‘Och Ted, dat kan toch niet!’. Ik laat het er maar bij… Hij kijkt me lachend aan vanonder zijn muts en twee capuchons. Hij geniet gewoon, zonder zorgen. En daar maak ik me dan weer zorgen om. Want wanneer zal hij zeggen dat het te koud voor hem is? En wat is dat eigenlijk ‘te koud’? Als je voeten koud zijn of als je ze niet meer voelt? Ik heb geen idee wanneer Chris die sensatie heeft en wat ‘koud’ voor hem betekent. Hij loopt gewoon door omdat we immers naar de top gaan. Dat is het doel en dus stopt hij niet voordat we daar zijn. Kou of geen kou.

En wat is dat eigenlijk ‘te koud’? Als je voeten koud zijn of als je ze niet meer voelt?

Samen klimmen we stap voor stap de winterse, hoge berg op. Het gaat nog harder waaien en de sneeuw wordt een ijslaagje. De groep vindt het geweldig en wil niks weten van een korter alternatief met minder wind. Chris ook niet. Om de vijf minuten komt hij mij blij vertellen dat alles nog warm is aan zijn lijf en ik ben ontroerd hoe hij geniet in deze onbekende omgeving. Alweer die enorme acceptatie en veerkracht die ik zo van hem leerde over de jaren heen.

De top lijkt op een ware Everest expeditie. Een snelle foto, een stevige knuffel en dan snel afdalen aan de andere kant van de berg. Nu heerlijk met de harde wind in onze rug. Als ik na vijf minuten in een luwte stop, kijk ik in zeven paar stralende ogen, diep verborgen onder warme capuchons, vol met adrenaline en levensgeluk. Wat een fantastisch begin van onze week!

We eten een energiereep, wat nog niet zo makkelijk is met al die dikke kleren aan. Maar gelukkig hebben we thuis geoefend hoe je een rits open krijgt met twee paar handschoenen aan. Daar was Chris met vlag en wimpel voor geslaagd. Toch zie ik opeens uit mijn ooghoek iets zwarts voorbij vliegen. Met een snoekduik val ik er boven op, net op tijd om de mooie want van Chris te redden. ‘Oh,’ zegt hij schuldig, wetende dat dit niet goed is. ‘Ik zal nu héél goed opletten Ted!’ Het is ook niet te overzien allemaal. Nieuwe mensen, nieuwe kleren, nieuwe harde wind en nieuwe kou. Ik ben apentrots dat hij hier überhaupt loopt!

Samen stampen we de berg af. In de verte zien we rendieren en het feest is compleet. Trots koopt hij met zijn zakcentjes chocolademelk in de Finse hut waar hij stilletjes bij het vuur gaat zitten. Even bijkomen van alles… En terwijl de andere gasten kletsen over het leven tuurt hij in de dansende vlammen. Ik vraag me af wat hij nu denkt, wat hij nu voelt, wat hij nu ziet. Kon ik maar even in zijn hoofd kruipen en de wereld door zijn lijf ervaren. Ik zou misschien zoveel meer begrijpen. Dingen anders doen of zeggen. Maar misschien ook helemaal niet. Misschien is het voelen wat we nu samen hebben genoeg en begrijpen we elkaar op een manier die goed is voor ons allebei. Met zijn strakke hand en grote glimlach zwaait hij naar me over het vuur heen en ik voel me intens gelukkig dat ik hier samen met hem mag zijn.

Na de lunch bij de hut gaan we verder, want we moeten nog helemaal terug. De laatste klim is steil en gaat omhoog naar de laatste pas. Samen met een sterke gast maak ik een goed spoor voor de rest van de groep. Weer trotseren we de wind, het ijs, de sneeuw en de stilte. De scheiding tussen lucht en sneeuw is nauwelijks meer te zien. Chris stapt verkeerd en valt onhandig voorover de sneeuw in. De groep hapt naar adem. Chris giechelt het uit en staat op met een gezicht vol sneeuw. Lachend komt hij me vertellen dat hij net gevallen is en hij doet nog eens voor hoe goed hij op is gestaan. Geen schaamte, geen sorry naar de groep omdat ze moeten wachten. Hij laat ons zien hoe het ook kan. Gewoon laten zien wie je bent, zonder maar iets te bedekken. Zonder enige angst dat mensen je niet zullen accepteren.

We sluiten de dag af met een heerlijke sauna. Voor het eerst stapt Chris de bloedhete ruimte in, niet wetend wat hem te wachten staat. Hij gaat stijfjes op de houten bank zitten. Zijn benen strak tegen elkaar en zijn rug kaarsrecht. Als ik zeg dat hij ook mag liggen, gaat hij ongemakkelijk op zijn zij liggen om dan na vijf minuten toch te ontdekken dat dat op de harde planken niet de beste positie is. Hij zweet nog geen druppel. We rollen gillend in de sneeuw en rennen dan terug naar de warme sauna. Chris vindt het raar en haalt opgelucht adem als hij de normale douche in mag stappen. Even weg van alle gekkigheid! In onze gedeelde slaapkamer vind ik hem, doodmoe van de intensieve dag, languit op bed, een dun lijf onder een wollen dekentje. ‘Zo Ted,’ zucht hij diep. ‘Ik ga even een dutje doen!’